Voor de groentetelers is het elk jaar weer een uitdaging om te kiezen voor de juiste bemesting. Tekorten moeten voorkomen worden anders lijdt de groei en de ontwikkeling van het groentegewas eronder. Maar ook moet er geen overbemesting plaatsvinden, om te voorkomen dat er voedingsstoffen uitspoelen. De teler is altijd op zoek naar de balans waarin gestreefd wordt naar een vruchtbare bodem, eentje die vitale groente voortbrengt zonder de omgeving te belasten door overbemesting.
Om te beoordelen of hij met de bemesting op de goede weg zit laten veel telers om de paar jaar een bodemonderzoek doen. Dit bodemonderzoek laat onder andere zien hoe het staat met het gehalte aan organische stof in de bodem. Organische stof bestaat voor een groot deel uit afgestorven plantenresten en is voeding voor het bodemleven. Bacteriën, schimmels en andere organismen zetten organische stof om in humus en breken het af zodat mineralen beschikbaar komen voor de planten.
Door het oogsten van groenten en deze af te voeren van het bedrijf voor consumenten wordt dus veel organische stof (plantaardig materiaal) verwijderd. Deze wordt weer aangevuld door het onderwerken van gewasresten, compost en stalmest. Als uit het onderzoek blijkt dat het organisch stofgehalte is gestegen, is dat gunstig. De structuur van de bodem wordt beter en zij is meer in staat vocht vast te houden. Dat is belangrijk, zeker als er weer zo’n droge zomer als vorig jaar komt.
Een bodemonderzoek laat ook zien of er tekorten zijn aan bepaalde mineralen en sporenelementen. Bouwstoffen als stikstof, fosfor en kalium hebben planten het meeste nodig voor de groei van de bladeren, stengels, wortels en knollen. De bemesting kan worden aangepast als uit het onderzoek blijkt dat er tekorten of juist overschotten in de bodem voorkomen. Als een krop sla bijvoorbeeld te veel stikstof krijgt zal deze wateriger zijn, hetgeen de smaak en de voedingswaarde niet ten goede komt.
De keuze van bemesting bepaalt hoe snel stikstof beschikbaar is voor de plant. Uit verteerde stalmest of compost komt stikstof veel trager beschikbaar dan uit bijvoorbeeld verse kippenmest. In het vroege voorjaar is de bodem nog koud en het bodemleven nog niet actief. Een gewas als spinazie kan dan al wel worden gezaaid maar heeft best veel stikstof nodig. Dan kan een extra bemesting van een snelwerkende meststof uitkomst bieden. Maar voor het behoud van bodemvruchtbaarheid blijft een jaarlijkse gift van compost of verteerde stalmest waardevol, zodat het jaar in jaar uit telen van vitale groenten mogelijk blijft.